Gepersonaliseerd leren

Veel scholen schrijven in hun visie dat ze streven naar gepersonaliseerd leren. Door de intrede van adaptieve leermiddelen lijkt dit voor leerlingen een lonkend perspectief. Maar wat is nu eigenlijk gepersonaliseerd leren en waarom zouden scholen dit na willen streven? In dit blog gaan we dieper in op het begrip gepersonaliseerd leren en belichten we een aantal elementen om rekening mee te houden.

Dit blog is geschreven door Menno van Hasselt

Gepersonaliseerd leren

Kennisnet verwoordt het begrip ‘gepersonaliseerd leren’ in de publicatie Personaliseren in het leren – een internationale schets(februari 2015). Leerlingen kunnen zelf bepalen hoe en in welk tempo zij leren en tegelijkertijd op vernieuwende manieren kunnen toetsen en laten zien wat ze hebben geleerd. Deze definitie gaat uit van het beïnvloeden van de snelheid én de diepte van het leerproces.

Snelheid van leren

Bij het beïnvloeden van de snelheid laten we het convergente organiseren van het onderwijs los. Bij convergente organisatie werken alle leerlingen aan dezelfde doelen. Alleen de aanpakken (intensief, basis en verrijkt) verschillen. Bij divergente organisatie werken de leerlingen aan verschillende doelen én met verschillende aanpakken. Met de intrede van digitale leermiddelen zoals Muiswerk, Snappet en de Rekentuin is het gemakkelijker om het onderwijs divergent te organiseren. Dat komt, omdat deze programma’s adaptief zijn. Het programma ‘leest’ de vaardigheid van de leerling en biedt oefenstof op het niveau dat past bij de vaardigheid van de leerling.

Aan het op individuele wijze versnellen van het onderwijsprogramma kleven een aantal onderwijskundige bezwaren. Ten eerste wordt leren sterk beïnvloed door de reacties en opvattingen in de sociale omgeving. Volgens de constructivistische leertheorie is het verwerven van kennis en vaardigheden niet zozeer het gevolg van een directe overdracht van kennis door de leerkracht, maar eerder het resultaat van (constructieve) denkactiviteiten van de kinderen zelf: leren is het verbinden van nieuwe informatie aan wat we al weten. Het tweede bezwaar is dat leerlingen feedback nodig hebben op hun prestatie. Digitale leermiddelen geven feedback, maar niet altijd effectief. Van effectieve feedback is vooral sprake wanneer er informatie en aanwijzingen over de taakuitvoering worden gegeven. De feedback van digitale leermiddelen gaat vooral het wel of niet behalen van het leerdoel en niet over de manier waarop de leerling tot een oplossing is gekomen.

Diepte van leren

Bij het beïnvloeden van de diepte van leren kijken we naar de wijze waarop leerlingen het beste leren. Waar over de snelheid van leren weinig discussie bestaat, wordt er vaak wel verschillend gedacht over de diepte van leren. Een deel van de scholen verbindt de diepte aan de leerstijlen van leerlingen. Er is echter weinig wetenschappelijk bewijs dat het aansluiten op de leerstijlen van leerling ook bijdraagt aan hogere leerprestaties. Veel interessanter is de diepte van het leerproces te verbinden met de taxonomie van Bloom. De niveaus van Bloom dienen om een onderscheid te maken in de complexiteit van het kennisniveau waar een beroep op wordt gedaan. Bloom maakt onderscheid tussen hogere en lagere orde denken. Lagere orde leren doet een beroep op onthouden, begrijpen en (deels) toepassen van kennis. Bij hogere orde leren zijn voor het antwoord of de uitvoering de vaardigheden analyseren, evalueren of creëren nodig.

Wanneer we het leren personaliseren door uit te gaan van de leerniveaus van Bloom, dan zullen niet alle leerlingen hier evenveel rendement uit halen. Zo hebben leerlingen met een laag cognitief niveau meer instructie en meer leertijd nodig om de doelen te leren beheersen.  Leerlingen met een hoog cognitief niveau zullen weer sneller hogere orde leerniveaus aankunnen. Zij worden uitgedaagd wanneer ze probleemoplossend onderwijs krijgen waarbij ze kunnen analyseren en evalueren om tot kenniscreatie te komen.

Stop, denk, doe

Een school die in zijn visie opneemt dat er gestreefd wordt naar gepersonaliseerde leerroutes, dient over een aantal onderwijskundige keuzes na te denken. We zetten ze op een rij:

  1. Bedenk hoe de school de opbrengstambitie wil verbinden met gepersonaliseerde leerroutes. Is deze ambitie gepersonaliseerd te bereiken? Of vraagt dit op een groepsgewijze benadering?
  2. Formuleer een visie op de begrippen convergent en divergent organiseren van het onderwijs. Gaan we dit groepsgewijs of individueel organiseren? En wat betekent dit voor het klassenmanagement?
  3. Denk na over de wijze waarop de instructie wordt verzorgd. Instructie gaat vooraf aan gepersonaliseerd aanbieden van leerdoelen. Hoe houdt de leerkracht zicht op de mentale handelingen van de leerling? Deze informatie is nodig om een goede instructie te kunnen geven.
  4. Formuleer beleid op het versnellen van de leerlijn. Mogen leerlingen aan leerdoelen van het voortgezet onderwijs werken? En wat betekent deze keuze voor het jaarklassensysteem? En wat vinden de VO-scholen in uw omgeving van versnellen van de leerlijn? Zijn ze hierop voorbereid?
  5. Bepaal hoe u de leeropbrengsten van leerlingen toetst. Worden leerlingen ook afgezet tegen hun kalenderleeftijd? Wanneer doelen worden getoetst zonder rekening te houden met de didactische leeftijd kan een vertekend beeld ontstaan.
  6. Formuleer een visie op het begrip toegevoegde waarde. De toegevoegde waarde is de bijdrage van de school aan ontwikkeling van leerlingen die ook aantoonbaar is. Door bijvoorbeeld het leerrendementsquotiënt te berekenen krijgt de school een beeld van het rendement van het onderwijs, afgezet tegen de mogelijkheid van de leerlingen: halen we eruit wat er in zit?

Tot slot

Gepersonaliseerd leren heeft een ‘waarom’. Waarom willen we dit? En wat verwachten we ervan? Het argument dat 21e eeuws leren dit vraagt van onze scholen en dat technologische voortgang het mogelijk maakt is onvoldoende onderbouwing. De vraag die beantwoord moeten kunnen worden is wat het effect is van gepersonaliseerd leren op de ontwikkeling van de leerling. Ontwikkelt deze zich sneller? Wordt hij een completer en socialer persoon? Vindt hij beter aansluiting op het vervolgonderwijs of arbeidsmarkt? Het vraagt om zorgvuldige afwegingen voordat een school in zijn beleid om gepersonaliseerd leren in te voeren gaat operationaliseren. We hopen dat dit blog deze afweging ondersteunt.

 

Tip: Lees ook: Differentiëren met digitale leermiddelen (Gijzen, van de Hoef, mei 2015)